“Over de ‘commons’ van stilte, rust en ruimte” - column, Danny Wildemeersch

Onze samenleving wordt alsmaar luidruchtiger en lawaaiiger. Het auto-, trein- en vliegverkeer, de industrie en allerlei vormen van commerciële ontspanning gaan gepaard met een ongehoorde toename aan geluidshinder. Plekken waar het stil en rustig is, worden schaarser. Tezelfdertijd brengen, in die luidruchtige context, individuele mensen en bewegingen — zoals Waerbeke — de waarde van stilte onder de aandacht. De herontdekking van stilte is een teken van het verlangen naar een (samen)leven waar zachte waarden zoals rust, onthaasting, meditatie een duurzaamheid erkenning krijgen. De beleving van stilte opent mogelijkheden van bezinning, van natuurbeleving, van poëzie en kunst, van wetenschap en ook van therapie en traumaverwerking. Maar we beseffen tegelijk hoe kwetsbaar deze stilte is in een harde wereld van competitie, snelheid, flexibiliteit, natuurvernietiging en commercialisering van de openbare ruimte.

Ook stilte raakt gecommercialiseerd. Zo bericht de krant dat steeds meer Vlamingen het jachtige leven willen uitzweten en laten wegmasseren in wellnesscentra. ‘De laatste vijf jaar nam het aantal wellness-centra met een kwart toe. In totaal zijn er nu ruim 4.300 ondernemingen actief in de wellness-sector, blijkt uit cijfers van de FOD Economie’ (De Kock, 2016, p. 14). Immobiliën propageren plekken van rust en stilte in het groen voor kapitaalkrachtige mensen. Toeristische initiatieven exploiteren nieuwe vormen meditatie en mikken op een elite-publiek dat tijdelijk probeert te ontsnappen aan de stress van alledag. ‘Gated Communities’ sluiten zich af voor hinderlijke (geluids)overlast van de buitenwereld. Stilte wordt geprivatiseerd, ten voordele van wie het zich financieel kan veroorloven.

In 1983 al wees Ivan Illich, in het poëtisch essay met als titel Silence is a Commons, op die privatiseringsdynamiek die overal om zich heen grijpt. Hij beschrijft hoe hij in 1926 als kind van vluchtelingen vanuit Wenen terechtkwam op een eiland voor de Dalmatische kust. In datzelfde jaar werd een luidspreker geïnstalleerd in de straten van het dorp. De luidspreker doorbrak letterlijk de stilte die eeuwenlang karakteristiek was geweest voor het leven op het eiland. ‘Tot op die dag hadden alle mannen en vrouwen gesproken met min of meer gelijke stem. Vanaf dat moment zou dit veranderen. Vanaf dat moment zou de toegang tot de microfoon bepalen wiens stem zou worden versterkt. Stilte maakte vanaf dan niet langer deel uit van de commons; het werd een hulpbron (…). De taal zelf werd getransformeerd van een lokale commons in een hulpbron voor communicatie’.
Zo maakte Illich een onderscheid tussen de ‘commons’ en de ‘hulpbron’. Commons waren plekken, goederen of gebruiken waar iedereen toegang toe had en waar mensen gemeenschappelijk respect voor opbrachten. De straten van Mexico City behoorden vroeger tot de commons. Verkopers verkochten er hun waar, straatbewoners dronken er samen koffie en tequila en organiseerden er vergaderingen. Vandaag is deze commons ingepalmd door druk autoverkeer. Ook de eikenboom op het dorpsplein waar Illich opgroeide was vroeger een commons. Zijn schaduw in de zomer zorgde voor verkoeling voor de herder en zijn kudde. Zijn noten waren voor de varkens van de lokale boeren. Zijn droge taken waren voor het vuur van de weduwen in het dorp. Zijn bloesems waren voor de versiering van de kerk in de lente. En bij de ondergaande zon was hij een plek voor de dorpsvergadering. Tegenwoordig zijn de commons, in veel gevallen, gereduceerd tot ‘hulpbronnen’. Dit zijn geprivatiseerde commons die getransformeerd werden tot verbruiksgoederen. Consumenten moeten er voor betalen aan diegenen die zich de commons hebben toegeëigend.
David Bollier (2014) beschouwt deze privatisering van onze gemeenschappelijke rijkdommen als een van de grote, niet erkende, schandalen van deze tijd. Hij beschrijft deze ontwikkeling als het ‘omheinen van de commons’ (the enclosure of the commons). Dit beeld van het omheinen van een gemeenschappelijk goed is ontleend aan het gebruik van pioniers die zogenoemde onontgonnen gebieden wettelijk in beslag mochten nemen, door er simpelweg een omheining rond te plaatsen en te verklaren dat ze voortaan tot hun privé-eigendom behoorden. De privatisering van de commons is in de ogen van deze auteur zo’n misbruik. ‘Het is een proces waarbij ondernemingen waardevolle hulpbronnen wegplukken uit hun natuurlijke context, dikwijls met de steun van en bekrachtiging door de overheid, en verklaren dat voortaan de marktprijzen hun waarde zullen bepalen. Dit komt neer op het converteren van door velen gedeelde en gebruikte hulpbronnen, in geprivatiseerde en gecontroleerde eigendommen, die worden opgevat als verhandelbare koopwaar’ (Bollier, 2014, p. 37, vert. DW).
Deze omheiningsprocessen doen zich voor op diverse terreinen, zoals in de natuur (privatisering van land, water, lokale voedselproducten, genetische codes). Ze hebben betrekking op openbare ruimtes (parken, autowegen, bruggen, telecommunicatiesystemen), maar ook op kennis en cultuur (het vermarkten van folklore, het herleiden van academische kennis tot verhandelbare waar). Toch is er ook reactie tegen deze omheiningdruk. Bollier signaleert een toenemend aantal verzetsinitiatieven zoals lokale voedselbewegingen en –coöperaties, open-source initiatieven via het internet, basisbewegingen die protesteren tegen de privatisering van watervoorzieningen, gerechtelijke procedures tegen het patenteren van zaden of van genetische codes.
Al deze initiatieven ageren ter verdediging van de commons, door de auteur omschreven als ‘goederen en praktijken die we erven van de natuur en van de civiele samenleving, waarvoor we de verantwoordelijkheid dragen om ze onverminderd door te geven aan de toekomstige generaties’. Toch is er méér aan de hand dan het louter verdedigen van materiële en immateriële hulpbronnen. Voor Bollier zijn de commons het resultaat sociale praktijken van een gemeenschap die beslist om een hulpbron te beheren in het voordeel van allen. Zulke inzet houdt een verhaal in over de waarde van een specifieke hulpbron, maar ook principes en praktijken om de hulpbron als dusdanig te installeren en te onderhouden. In het verlengde hiervan definieert hij de commons als ‘paradigma’s die een specifieke gemeenschap verbinden met een geheel van sociale gebruiksaanwijzingen en met waarden en normen die ingezet worden om een hulpbron te beheren. Met andere woorden, een commons is ‘een hulpbron + een gemeenschap + een reeks van sociale gebruiksaanwijzingen’ (ibid., p.15).
Stilte is inderdaad geen koopwaar. Evenmin is het enkel een middel ter bevordering van innerlijke rust en ruimte. Stilte is ook een ‘commons’, of een waardevol goed waarvoor we als gemeenschap verantwoordelijkheid dragen om deze onverminderd door te geven aan de toekomstige generaties. Waerbeke maakt ons hiervan bewust. Als sociaal-culturele beweging sensibiliseert ze de publieke opinie en de overheid met conferenties, tentoonstellingen en educatieve activiteiten, om stilte als publiek goed terug te winnen en uit te breiden, niet enkel voor een geprivilegieerde groep, maar voor allen. Op die manier situeert Waerbeke zich in de traditie van de commons. De beweging brengt mensen samen, het creëert een verhaal over ‘stilte, rust en ruimte’, het definieert stilte als een gemeenschappelijke én een individuele verantwoordelijkheid.
De last van het zich flexibel aanpassen aan de continue stroom van eisen, verwachtingen, veranderingen en uitdagingen, maar ook het vinden van antwoorden op bedreigingen van wat Ulrich Beck (1986) de ‘risicomaatschappij’ noemt, wordt vandaag in toenemende mate op de schouders van individuen gelegd. Hij/zij wordt verantwoordelijk gemaakt voor de oplossing van problemen die zijn/haar individuele draagkracht te boven gaan. Genieten van wellness is één manier om met die last om te gaan. Een andere manier is het opnemen van collectieve, maatschappelijke verantwoordelijkheid voor het behoud en herstel van de commons. Sociaal-culturele organisaties, zoals Waerbeke, maken deze gedeelde verantwoordelijkheid tot een publieke kwestie. Daarmee gaan ze in tegen de om zich heen grijpende privatiserings- en individualiseringstendensen waar ook waarden als stilte, rust en ruimte aan ten prooi dreigen te vallen.

Bronnen:

Beck, U. (1986). Risikogesellschaft. Auf dem Weg in eine andere Moderne. Frankfurt: Suhrkamp.
Bollier, D. (2014). Think Like a Commoner. A Short Introduction to the Life of the Commons. New Society Publishers: Gabriola Island (BC)
De Kock, C. (2016). De jacht op uw zenmoment. Wellnesscentra worden pretparken voor volwassenen. De Standaard, 14 oktober.
Illich, I. (1983). Silence is a Commons. The CoEvolution Quarterly, Winter 1983.

Danny Wildemeersch is keynote speaker op het Vlaams luwteforum op vrijdag 27 oktober in Mechelen.